MijnDenHaag*Winkelt

De historie van de markt, de winkel en het warenhuis

Het project MijnDenHaag* inspireerde ruim 800 Hagenaars om de afgelopen jaren hun favoriete voorwerp te tonen en hun herinneringen te vertellen. Vaak gingen deze herinneringen over winkels. Daarom heeft het museum deze tentoonstelling in de reeks MijnDenHaag* over Den Haag als winkelstad gerealiseerd. Persoonlijk gekozen voorwerpen vormen het uitgangspunt. De tentoonstelling was te bezichtigen van 24 september 2011 t/m 8 januari 2012. Gastconservatoren van deze tentoonstelling waren Jannie en Koos Havelaar van Havelaar Erfgoed Projecten.

De tentoonstelling is inmiddels verdwenen maar het museum is weer een schat aan informatie rijker. We delen deze informatie graag met u op deze website.

Winkelen is voor iedereen een dagelijkse bezigheid. Logisch dat er tussen de MijnDenHaag* voorwerpen veel zijn die op de een of andere manier met dit thema te maken hebben. Hier staan deze objecten centraal in de bredere context van voorwerpen uit de museumcollectie en uit andere collecties. Samen geven zij een sfeerbeeld van het winkelen door de eeuwen heen. Dit begint bij de straathandel en de markten. Voor luxere goederen kunnen de inwoners van het dorp Die Haghe terecht bij winkeltjes in het dorp Die Haghe. In de tweede helft van de 19de eeuw neemt het aantal winkels een grote vlucht. Dan ook wordt de basis gelegd voor het winkelhart van Den Haag, zoals we dat nu kennen.

Winkelen in Den Haag
In de middeleeuwen is de markt een belangrijke plaats voor de inkoop van de dagelijkse levensbehoeften, zoals groenten en fruit. Rondtrekkende marskramers verkopen gebruiksvoorwerpen voor in huis. In kleine winkels bij een ambachtsman aan huis koopt men keukengerei, schoenen en dergelijke. Exclusieve goederen, zoals kruiden, stoffen en aardewerk worden te koop aangeboden in aparte winkels. Dit blijft tot ver in de 19de eeuw.
Na 1850, wanneer de stad sterk groeit, komen er steeds meer detailhandelaars. Ook de opkomst van massaproducten speelt hierbij een rol.
Tegen het eind van die eeuw valt ook het begin van het filiaalbedrijf te traceren. Dit krijgt in de eerste decennia van de 20ste eeuw een sterke marktpositie met bekende namen als De Gruyter, Simon de Wit en Albert Heijn. Eind jaren 40 wordt de zelfbediening geïntroduceerd en kort daarop de supermarkt. Den Haag kent hierin een eigen ontwikkeling met de komst in 1968 van de Konmar, een Haags bedrijf.
Een andere ontwikkeling is eind 19de eeuw de opkomst van het warenhuis. Den Haag kent al een vroeg voorbeeld met de Bazar van Dirk Boer aan de Zeestraat. In de 20ste eeuw verrijzen in het centrum diverse warenhuizen. Zeer markant is de Bijenkorf, die samen met de Passage aparte aandacht krijgt.

Prentbriefkaart van de Groenmarkt met links het restaurant van ‘t  Gouden Hooft in 1929. Bijenkort Reclame uit 1937

-

Winkelstraten van Den Haag
De oudste winkelstraten zijn de Spuistraat, een belangrijke verbindingsweg door het centrum, de Wagenstraat en het Westeinde.
Tot begin 20ste eeuw zijn er allerlei winkels in het centrum, die zich vooral richten op eerste levensbehoeften. Later verschuift het laanbod naar kleding-, schoenen- en meubelwinkels en warenhuizen.
Winkelstraten als de Boekhorststraat,  Hoogstraat en Venestraat ontstaan. Diverse verkeersdoorbraken maken het winkelcentrum toegankelijker. De eerste doorbraak vindt plaats in 1861 met de verbreding van de Gravenstraat, gevolgd door de aanleg van de Hofweg en de doorbraak van de Grote Marktstraat. 
Er ontstaan rijk gedecoreerde winkelpuien. Her en der zijn nog (delen van) authentieke interieurs bewaard gebleven. Uit de rijke vormgeving blijkt overduidelijk dat Den Haag een sterke koopkrachtige vraag had en heeft. 
Het winkelen werd in het verleden veraangenaamd door tal van ‘ververschingssalons’ waar de chique Hagenaar op gepaste wijze een versnapering nuttigde. Ook de gewone Hagenaar bleef inkopen doen in de binnenstad.

De Passage, 1935Winkelend publiek in de Hoogstraat, ca. 1945

-

Het winkelinterieur
De rijke variatie van winkels in het centrum kende een grote diversiteit aan interieurs. De winkeliers besteedden veel aandacht aan hun inrichting. Goed verzorgde uitstalkasten en bijzonder meubilair zetten de toon. Exclusieve houtsoorten of tegelwanden, symbolen en motieven die met de eigen handel te maken hebben, versterken daarbij het specifieke karakter van de winkel. Legendarisch zijn de Jugendstil interieurs van banketbakker Krul, de melksalon van De Landbouw en de diverse Sierkan melksalons. Verspreid over de stad zijn nog verschillende juweeltjes van authentieke interieurkunst te vinden, zoals de Hofstadapotheek, drogisterij Van der Gaag, sigarenmagazijn De Graaff en kruidenierswinkel De Gruyter aan de Beeklaan.
In jaren 60 komt de standaardisatie. Winkelketens gaan de toon zetten en het historische interieur verdwijnt langzamerhand.
Met de komst van migranten verschijnen nieuwe winkels en wordt het aanbod ook wat interieurs betreft verrijkt. Aanvankelijk zijn het alleen winkels van voedingsmiddelen, maar tegenwoordig is er een breder aanbod, die door het eigen product een specifieke inrichting kennen, net als in het verleden.

Interieur van sigarenmagazijn de GraaffAnsichtkaart 'costuum-afdeeling' Maison de Bonneterie, ca. 1915

-

Meer weten? We hebben alle zaalteksten verzameld. Klik hier om ze te bekijken.

Deelnemers
De inwoners van Den Haag vertellen over het verhaal van hun stad. Deelnemers aan het project MijnDenHaag* die een voorwerp hadden dat gerelateerd was aan winkelen in Den Haag kregen een prominente plek in deze tentoonstelling. Hieronder vindt u een aantal van deze deelnemers die op de tentoonstelling te zien waren. Kijkt u voor alle deelnemers en informatie over deelname opwww.mijndenhaag.org. 

Het Hopje van Jair DorhoutDe pop van Nelly v.d. Linden 

worstenvuller van Rob van OlphenJurk van Noorie Hoesenie

De stadswandeling
De echte sfeer van de Haagse historische winkels kunt u nog steeds beleven! Het Haags Historisch Museum heeft een boekje een stadswandeling gemaakt. Hiermee kunt u de stad en de vele historische winkelplekken opnieuw ontdekken. De wandeling is te koop in onze museumwinkel voor 3,50 euro.

 

admin | Woensdag 09 Juli 2014 - 1:50 pm | | Tentoonstelling

MijnDenHaagWerkt*

Dat Den Haag beschikte over een belangrijke industrie, blijkt uit de tentoonstelling MijnDenHaagWerkt* die het Haags Historisch Museum van 15 april t/m 29 augustus a.s. organiseert. Het is de eerste tentoonstelling in het kader van het project MijnDenHaag* waarin het museum de afgelopen twee jaar op zoek ging naar Hagenaars en hun eigen Haagse voorwerpen. Hun verhalen en voorwerpen vormen het uitgangspunt voor deze tentoonstelling waarin de bedrijvigheid van de Hofstad centraal staat. Naast voorwerpen uit de vaste collectie van het museum, zorgen affiches, filmpjes, foto’s en reclamemateriaal van Haagse producten voor een levendige doorsnede van het industriële verleden van Den Haag.

De tentoonstelling is voorbereid met de inhoudelijke steun van de Stichting Haags Industrieel Erfgoed en gerealiseerd met Havelaar Erfgoed Projecten.

Hout- en meubelindustrie

Den Haag heeft een lange traditie op het gebied van de hout- en meubelindustrie. Door de aanwezigheid van het hof en adel en later de ambtenaren lag het accent op de luxueuze meubelen. Van deze sector zijn twee twintigste-eeuwse firma’s nog bij velen bekend: Mutters en Pander. Beide bedrijven waren gevestigd aan de rand van het centrum. Ze produceerden naast hun standaardmeubels ook bijzondere producten. Mutters was vooral bekend vanwege zijn interieurbouw voor luxueuze oceaanstomers en Pander van zijn  vliegtuigbouw. De houtzagerijen, zoals die van Van Gogh en Dekker Hout, zijn vooral van belang geweest voor het aanleveren van bouwmaterialen.

Metaalindustrie

Smederijen vormen een eeuwenlange traditie binnen de Haagse nijverheid. In de negentiende eeuw groeit hieruit een sterke metaalindustrie met een tweetal grote ijzergieterijen: Enthoven en de Prins van Oranje. In de twintigste eeuw blijft de metaalsector lange tijd van groot belang al hoewel het type bedrijf wel sterk verandert. Het zijn vooral productiebedrijven als Van Heijst en een constructiebedrijf als Escher die het beeld bepalen. Ook kleinere bedrijven zoals, haardenfabriek Jan Jaarsma en Feenstra weten zich staande te houden.  Na de jaren 60 neemt het belang van de metaalnijverheid sterk af. Dan treedt weer een aanverwante sector  sterk naar voren, de elektrotechnische industrie. Al in de jaren dertig start men met de productie van radio’s. Niet verwonderlijk in een stad als Den Haag waar in 1919 Schotanus à Steringa Idzerda de eerste radiouitzending ter wereld verzorgde. Bekende namen uit deze sector zijn Van der Heem & Bloemsma (Erres), Blik (Rubli/Ruton), Waldorp en Fridor. Ook de firma Siemens, die al sinds 1891 haar hoofdkantoor in Den Haag heeft, start in die periode met de productie van onder meer telexapparaten.

Grafische industrie

Een van de oudste bedrijfstakken in Den Haag is de grafische nijverheid. De definitieve komst in 1588 van de Staten Generaal naar de stad betekent een belangrijke bron van inkomsten. Het overheidsdrukwerk levert de eeuwen door een continue stroom werk op. De eerste die daar van profiteert, is de staatsdrukkerij. Ook kleinere drukkerijen pikken een graantje hiervan mee doordat veel werk ook door de Staatsdrukkerij uitbesteed wordt. Het boekenvak speelt eveneens vanouds een prominente rol in Den Haag. In de negentiende en twintigste eeuw komt hier nog het handelsdrukwerk bij, zoals reclame- en verpakkingsmateriaal. Ook tegenwoordig is de grafische industrie nog een belangrijke bedrijfstak in de stad. Als onderdeel van de creatieve industrie heeft de grafische industrie nog een veelbelovende toekomst.

Voedings- en genotsmiddelenindustrie

Producten voor het eten en drinken werden in het verleden in de eigen stad geproduceerd. Een grot0  diversiteit van locale producten werd op de markten in het centrum verhandeld. Eind negentiende eeuw, toen de stad sterk uitbreidde, wordt de behoefte op het gebied van de voedings- en genotmiddelenindustrie steeds groter. De brood- en meelfabrieken zijn de eerste grote bedrijven, die zich manifesteren. Te denken valt aan de Haagsche broodfabriek (later Lensvelt Nicola), B. Hus en Paul Kaiser. Al snel breidt de sector zich uit met chocolade- en suikerwerkfabrieken, zoals die van Rademaker en Paré. De zuivelindustrie ontwikkelt zich eveneens sterk. Op dit terrein kent ieder wel de namen van De Sierkan, Van Grieken en De Landbouw. In de genotmiddelenindustrie zijn het de diverse jenever- en likeurdistilleerderijen die van zich doen spreken. Ook heeft Den Haag enkele bierbrouwerijen gekend, waarvan de ZHB de bekendste en grootste is. Een ander segment van de genotmiddelenindustrie is de tabaksindustrie waarvan de grote sigarettenfabrieken Batschari en Laurens de bekendste zijn. Ook kleinere firma’s waren hier actief, zoals de firma’s Reuser & Smulders en P.D. Schilte. Naast tabak deden beide bedrijven ook in koffie en thee.

Na het werk

In veel bedrijven was de onderlinge verbondenheid sterk. Werknemers stonden voor elkaar klaar in het werk, maar ook daarbuiten. Ook vanuit de bedrijven werd dit gestimuleerd. Dit komt ook tot uiting in het verenigingsleven dat veelal op initiatief van het bedrijf werd opgezet en gaande gehouden. De grote firma’s gingen hierin voorop. Zij kenden onder meer toneel-, zang-, sportverenigingen en fanfares. Een keur aan activiteiten vond plaats. Een personeelsblad vormde hiervoor het ideale communicatiemiddel. In de periode 1930-1960 kent dit bedrijfsverenigingsleven een grote bloei. De teruggang in de industrie eind jaren 60 en begin 70 veroorzaakt ook op dit gebied een leegte. Een enkele voetbalclub resteert nog. Al zijn ze meestal gefuseerd met andere verenigingen. Ook de ontspanningsverenigingen behoren daarmee tot het erfgoed.

 

admin | Woensdag 09 Juli 2014 - 1:42 pm | | Tentoonstelling | Geen reacties

Alexine Tinne en het Mauritshuis

Lees verder

admin | Dinsdag 01 Juli 2014 - 1:25 pm | | Stuk | Geen reacties
Gebruikte Tags: ,