Home > Topstukken > Oranje Hotel Scheveningen

Oranje Hotel Scheveningen

You need to upgrade your flash player

Oranje Hotel Scheveningen

In de lente van 1941 ben ik opgepakt te Amsterdam. Ik zat namens de redactie van het illegale blad “Vrij Nederland” in het verspreidingscircuit. Wij kregen de informatie via de radio door uit Engeland. De pakketjes met kranten kreeg ik thuis en distribueerde ik binnen Amsterdam Oost. Ik was op 20 jarige leeftijd een jongen bijles aan het geven toen de polizei mij in mijn ouderlijk huis arresteerde. Ze lieten mij een koffertje inpakken en ik werd vast gezet in een gevangeniscel aan de Weteringschans in Amsterdam. Na een tijdje werd ik verplaatst naar de polizeigefängnis, ook wel het “Oranjehotel” genoemd, in Scheveningen aan de Pompstationweg. Ik zat daar samen met een tuinder, een zekere heer Lammers uit Loosduinen. Wij hadden één Brits, waar hij op sliep en een emmer met deksel voor onze behoeften, een opklaptafeltje, twee zitkrukken en een celdeur met daarin een kijkgat, dat vanaf de buitenkant kon worden geopend. Tussen alle cellen in zaten één-steens muren. Het gevangenisleven was eentonig. Met mijn celgenoot die ook Christen was kon ik zeer goed over het geloof spreken. Wij damden veel op een zelfgemaakt papieren dambord. Eén keer per dag werden wij buiten de cel “gelucht”. De bewaking was in die tijd nog redelijk goed voor ons, al heb ik ook wel een keer net zo lang moeten opstaan en zitten, totdat ik mijn bewustzijn verloor. Als straf, omdat ik de gevangenisdirecteur zijns inziens niet correct genoeg had bejegend. Ondanks de strenge beveiliging kregen wij als gevangenen toch nog informatie over onder meer het verloop van de oorlog. Deze informatie kwam binnen op verschillende manieren. Bij mijn celgenoot kwam zijn vrouw soms op bezoek. Ook hadden wij een klopsysteem ontwikkeld waarmee we boodschappen over en vanuit de buitenwereld aan elkaar doorgeven door de dunnen muren heen. Door middel van een spiegelend nagelvijltje en een houten lepel, waarmee op de radiator werd geslagen, konden we constateren of de kust al dan niet vrij was voor onderlinge conversatie. In de cel naast de onze zat dhr. De Ranitz een poosje vast, die, na later bleek, door middel van een losgebikte steen soms lekkernijen, bij bezoek ontvangen, met ons deelde! Zelf kreeg ik van buiten via mijn ouders berichten door. Eén keer in de week mocht mijn vader een tas met schoon ondergoed brengen en de vuile was meenemen. Zoals gezegd: men was toen nog relatief goed voor de gevangenen, het was toen ook nog maar het begin van de oorlog. Mijn moeder naaide in de elastieken band die in het ondergoed zat kleine opgerolde briefjes met allerlei informatie uit de buitenwereld. Zoals: vorderingen aan het front, nieuws over mijn meisje (nu al ruim 60 jaar mijn vrouw) en de familie omstandigheden. Ik vond deze manier van informatie overdracht heel fijn en interessant, maar ook levensgevaarlijk. Vandaar dat ik mevrouw Lammers, de vrouw van mijn celgenoot, aan mijn ouders een brief heb laten schrijven met het verzoek daarmee te stoppen omdat een medegevangene bij wie de briefjes waren ontdekt, daarvoor streng was gestraft! Na een aantal maanden “gezeten” te hebben kwam mijn zaak voor. Hij, die bij verhoor onder pressie (!!!), mijn naam heeft genoemd is aanmerkelijk zwaarder gestraft dan ik. Hoe dit mogelijk is is voor mij nog steeds een raadsel. Hij zat zijn straf in Duitsland uit en ik kwam vrij! Een Godswonder. Op een dag werd ik mijn cel uitgehaald met de mededeling “Du wirst erschossen”. Het bleek een dreigement. De poort werd geopend naar de vrijheid! Ik kreeg mijn koffertje met inhoud, waaronder wat geld, zelfs terug en werd hardhandig op straat gezet. Onmiddellijk stuurde ik mijn ouders een telegram met de mededeling: “Ben weer vrij, kom naar huis”. Dit telegram is nog steeds in mijn bezit, evenals de briefjes van mijn moeder in het wasgoed.

In de lente van 1941 ben ik opgepakt te Amsterdam. Ik zat namens de redactie van het illegale blad “Vrij Nederland” in het verspreidingscircuit. Wij kregen de informatie via de radio door uit Engeland. De pakketjes met kranten kreeg ik thuis en distribueerde ik binnen Amsterdam Oost. Ik was op 20 jarige leeftijd een jongen bijles aan het geven toen de polizei mij in mijn ouderlijk huis arresteerde. Ze lieten mij een koffertje inpakken en ik werd vast gezet in een gevangeniscel aan de Weteringschans in Amsterdam. Na een tijdje werd ik verplaatst naar de polizeigefängnis, ook wel het “Oranjehotel” genoemd, in Scheveningen aan de Pompstationweg. Ik zat daar samen met een tuinder, een zekere heer Lammers uit Loosduinen. Wij hadden één Brits, waar hij op sliep en een emmer met deksel voor onze behoeften, een opklaptafeltje, twee zitkrukken en een celdeur met daarin een kijkgat, dat vanaf de buitenkant kon worden geopend. Tussen alle cellen in zaten één-steens muren. Het gevangenisleven was eentonig. Met mijn celgenoot die ook Christen was kon ik zeer goed over het geloof spreken. Wij damden veel op een zelfgemaakt papieren dambord. Eén keer per dag werden wij buiten de cel “gelucht”. De bewaking was in die tijd nog redelijk goed voor ons, al heb ik ook wel een keer net zo lang moeten opstaan en zitten, totdat ik mijn bewustzijn verloor. Als straf, omdat ik de gevangenisdirecteur zijns inziens niet correct genoeg had bejegend. Ondanks de strenge beveiliging kregen wij als gevangenen toch nog informatie over onder meer het verloop van de oorlog. Deze informatie kwam binnen op verschillende manieren. Bij mijn celgenoot kwam zijn vrouw soms op bezoek. Ook hadden wij een klopsysteem ontwikkeld waarmee we boodschappen over en vanuit de buitenwereld aan elkaar doorgeven door de dunnen muren heen. Door middel van een spiegelend nagelvijltje en een houten lepel, waarmee op de radiator werd geslagen, konden we constateren of de kust al dan niet vrij was voor onderlinge conversatie. In de cel naast de onze zat dhr. De Ranitz een poosje vast, die, na later bleek, door middel van een losgebikte steen soms lekkernijen, bij bezoek ontvangen, met ons deelde! Zelf kreeg ik van buiten via mijn ouders berichten door. Eén keer in de week mocht mijn vader een tas met schoon ondergoed brengen en de vuile was meenemen. Zoals gezegd: men was toen nog relatief goed voor de gevangenen, het was toen ook nog maar het begin van de oorlog. Mijn moeder naaide in de elastieken band die in het ondergoed zat kleine opgerolde briefjes met allerlei informatie uit de buitenwereld. Zoals: vorderingen aan het front, nieuws over mijn meisje (nu al ruim 60 jaar mijn vrouw) en de familie omstandigheden. Ik vond deze manier van informatie overdracht heel fijn en interessant, maar ook levensgevaarlijk. Vandaar dat ik mevrouw Lammers, de vrouw van mijn celgenoot, aan mijn ouders een brief heb laten schrijven met het verzoek daarmee te stoppen omdat een medegevangene bij wie de briefjes waren ontdekt, daarvoor streng was gestraft! Na een aantal maanden “gezeten” te hebben kwam mijn zaak voor. Hij, die bij verhoor onder pressie (!!!), mijn naam heeft genoemd is aanmerkelijk zwaarder gestraft dan ik. Hoe dit mogelijk is is voor mij nog steeds een raadsel. Hij zat zijn straf in Duitsland uit en ik kwam vrij! Een Godswonder. Op een dag werd ik mijn cel uitgehaald met de mededeling “Du wirst erschossen”. Het bleek een dreigement. De poort werd geopend naar de vrijheid! Ik kreeg mijn koffertje met inhoud, waaronder wat geld, zelfs terug en werd hardhandig op straat gezet. Onmiddellijk stuurde ik mijn ouders een telegram met de mededeling: “Ben weer vrij, kom naar huis”. Dit telegram is nog steeds in mijn bezit, evenals de briefjes van mijn moeder in het wasgoed.

two comments

rienkje
Bijzonder verhaal,laten wij, naoorlogse generatie, deze verhalen ook weer doorgeven aan onze kinderen om daaruit 'lessen' te leren voor een toekomst vol van 'vrede'
rienkje, (Email ) - 03-07-’08 19:21
Astrid Brongers
Mijn oma was al niet onchristelijk, met een vader als ouderling, maar na haar gevangenschap in het Oranjehotel was ze ronduit bekeerd; ook zij beschouwde het als een Godswonder dat het poortje naar de vrijheid voor haar werd geopend. Haar celgenoten hadden minder geluk, wat ze nooit heeft kunnen verkroppen. Ik vind Polizeigefängnis overigens een betere benaming dan Oranjehotel, maar met die laatste naam ben ik nu eenmaal opgegroeid.
Astrid Brongers, - 23-02-’23 13:34
(optional field)

Comment moderation is enabled on this site. This means that your comment will not be visible until it has been approved by an editor.