You need to upgrade your flash player
Mijn Haagse schat is er niet meer, is afgebroken, zoals zoveel kostbare zaken. Het is het witte Staatsspoorstation, pronkstuk en hoofdstation van de Staatsspoorwegen. Neen, niet van de NS, dat amorfe en intussen alweer opgesplitste conglomeraat van vervoersinstanties. Maar van de echte Staatsspoorwegen uit de tijd dat nog twee maatschappijen Den Haag aandeden. De andere was de HIJSM, de Hollandse Ijzeren Spoorwegmaatschappij met het nog steeds bestaande en na de brand fraai gerestaureerde neoclassicistische gebouw aan het Stationsplein.
Het Staatsspoor bestond, als een van de grootste stations aan de lijn naar Duitsland, uit drie delen. Een lssg middenstuk met de eigenlijke stationsfuncties, en twee hogere vleugels. Op de bovenverdieping waren dienstwoningen. Rechts beneden het stookhuis voor de centrale verwarming (uiteraard op kolen) en de Koninklijke wachtkamer en links beneden huisde de stationskapper en was de wachtkamer voor het gewone publiek. Verderop naar de Bezuidenhoutseweg toe stond een haringstalletje en was het Postkantoor waar ik mijn zakgeld op een spaarbankboekje zette. Allemaal weg, ook het zakgeld.
Ik woonde met mijn ouders rechts boven, vanaf het laatste jaar van de (toen nog) Lagere School tot het begin van mijn studentetijd. En zeven jaar later ben ik vanuit dit huis getrouwd. Wonen op het staaation gaf je iets bijzonders. Je hoorde als het ware tot twee werelden, die van buiten en die van binnen. Want enerzijds maakte je deel uit van de wereld van het reizen, van de man met de pannenkoek, van de verre bestemmingen. Als je uit de voordeur stapte keek je op vrijdagavond zo op de Berglandexpress en hoorde Vera Lyn zingen 'From the time we say goodbye'. Aan de andere kant was je deel van de dichtbije stad, wat nog een geaccentueerd werd door de knalgele trams doe op het voorplein af en aan reden. Sommige daarvan waren feitelijk overbodig, want reden vrijwel een geheel identieke route met andere trams. Lijn 1 bijvoorbeeld, die volgens mij alleen maar reed omdat de bewoners bij het eindpunt ergens in het Statenkwartier zich zo sjiek vonden dat ze met een eigen tram naar het staion wilden. Weliswaar zonder bijwagen, want zo vaak gebruikten ze de trein toch ook weer niet.
Aan de overkant van het plein was een schutting en daarachter zat de firma Louman en Parqui. In Toyota's, hoe durfde hij, zo dachten wij toen. Zo'n Japanse auto op de Nederlandse markt te introduceren. Daar weer achter de Oranjebuitensingel met zowaar nog een water-en-vuur-vrouw. En aan de overkant de Zwarteweg met het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en het Fries Hotel. Allemaal weg, per ongeluk verbrand of bewust afgebroken. Weg herinnering, weg Haagse Haagse schat.
Langs deze trapleuning die ik als topstuk heb mee genomen heb ik bijna 10 jaar lang gelopen.
Herman Olthoff
11 november 2008
Mijn Haagse schat is er niet meer, is afgebroken, zoals zoveel kostbare zaken. Het is het witte Staatsspoorstation, pronkstuk en hoofdstation van de Staatsspoorwegen. Neen, niet van de NS, dat amorfe en intussen alweer opgesplitste conglomeraat van vervoersinstanties. Maar van de echte Staatsspoorwegen uit de tijd dat nog twee maatschappijen Den Haag aandeden. De andere was de HIJSM, de Hollandse Ijzeren Spoorwegmaatschappij met het nog steeds bestaande en na de brand fraai gerestaureerde neoclassicistische gebouw aan het Stationsplein.
Het Staatsspoor bestond, als een van de grootste stations aan de lijn naar Duitsland, uit drie delen. Een lssg middenstuk met de eigenlijke stationsfuncties, en twee hogere vleugels. Op de bovenverdieping waren dienstwoningen. Rechts beneden het stookhuis voor de centrale verwarming (uiteraard op kolen) en de Koninklijke wachtkamer en links beneden huisde de stationskapper en was de wachtkamer voor het gewone publiek. Verderop naar de Bezuidenhoutseweg toe stond een haringstalletje en was het Postkantoor waar ik mijn zakgeld op een spaarbankboekje zette. Allemaal weg, ook het zakgeld.
Ik woonde met mijn ouders rechts boven, vanaf het laatste jaar van de (toen nog) Lagere School tot het begin van mijn studentetijd. En zeven jaar later ben ik vanuit dit huis getrouwd. Wonen op het staaation gaf je iets bijzonders. Je hoorde als het ware tot twee werelden, die van buiten en die van binnen. Want enerzijds maakte je deel uit van de wereld van het reizen, van de man met de pannenkoek, van de verre bestemmingen. Als je uit de voordeur stapte keek je op vrijdagavond zo op de Berglandexpress en hoorde Vera Lyn zingen 'From the time we say goodbye'. Aan de andere kant was je deel van de dichtbije stad, wat nog een geaccentueerd werd door de knalgele trams doe op het voorplein af en aan reden. Sommige daarvan waren feitelijk overbodig, want reden vrijwel een geheel identieke route met andere trams. Lijn 1 bijvoorbeeld, die volgens mij alleen maar reed omdat de bewoners bij het eindpunt ergens in het Statenkwartier zich zo sjiek vonden dat ze met een eigen tram naar het staion wilden. Weliswaar zonder bijwagen, want zo vaak gebruikten ze de trein toch ook weer niet.
Aan de overkant van het plein was een schutting en daarachter zat de firma Louman en Parqui. In Toyota's, hoe durfde hij, zo dachten wij toen. Zo'n Japanse auto op de Nederlandse markt te introduceren. Daar weer achter de Oranjebuitensingel met zowaar nog een water-en-vuur-vrouw. En aan de overkant de Zwarteweg met het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en het Fries Hotel. Allemaal weg, per ongeluk verbrand of bewust afgebroken. Weg herinnering, weg Haagse Haagse schat.
Langs deze trapleuning die ik als topstuk heb mee genomen heb ik bijna 10 jaar lang gelopen.
Herman Olthoff
11 november 2008
No comments