Home > Topstukken > De Boekhorststraat

De Boekhorststraat

You need to upgrade your flash player

De Boekhorststraat

DE BOEKHORSTSTRAAT 

Straat met een naam. Zoals zovelen voelde ook ik me in m’n jeugdjaren aangetrokken door die warm kloppende levensader die de Schilderswijk verbond met het hart van Den Haag. Als kind van nature een beetje bangig gaf de omgang met die straat me een enorme moed. Ik ging zover ik durfde. Iedere keer weer voelde ik een vreemde nerveuze spanning als ik, komend uit de Koningstraat, vanaf de brug bij de Zuidwal, de lange, wat donkere winkelstraat in keek. Want de straat vormde een mengeling van gevaar, penoze, degelijkheid, vertier, ouwe en luxueuze nieuwe dingen, en herbergde behalve prachtige gotische bouwwerken zelfs een aantal paleizen. Als ik in gedachten de straat weer betreed overstemt het geluid van autoclaxons en het getingel van lijn tien de gebruikelijke zaterdagse opwinding die bestaat uit het geroezemoes van de winkelende meute die in ganzenpas de smalle stoepen bevolkt; en het oorverdovende geluid van opgevoerde buikschuivers waarmee nozems, gehuld in glimmende zijden jacks, geborduurd met fel gekleurde draken voor snackbar Wolf, de geluidsbarrière proberen te doorbreken. Begeleid door Elvis, die uit de verchroomde jukebox liedjes kweelt die iedereen meezingt, alsof je ze in je hart altijd al kende, stappen al vroeg boven hun theewater zijnde mannen, voor de opengeschoven ramen van het café onhandig in de zwarte wagens van de Red Tax. Bij Eethuis ‘Hier is het,’ een klein, onooglijk zaakje, schuiven alleenstaanden de Hollandse prak, op tafel geplempt door een moederlijke vrouw in een wit jasschort, zwijgend naar binnen. Eenzaamheid kent velerlei vormen. Ik ga weer van raam tot raam en kijk hoe in de schoenenzaak van Blok, jonge, met schoenlepels uitgeruste winkelmeisjes, gehuld in strakke rok, koket een trapje beklimmen om uit hoog opgestapelde dozen het begerig aangewezen schoeisel aan te reiken. Hangend aan de arm van mijn moeder, verliet ook ik op mijn eerste queenies, dolgelukkig het kleine volgestouwde pand. Om dagen daarna nog te kermen over de blaren, veroorzaakt door het stugge materiaal van de goedkope schoenen. De firma Kok verschaft de massaal werkende klasse hun broodnodige bedrijfskleding. Net als: Magazijn ‘Prins Hendrik’ van de firma Jac. De Nie, een van oudsher bekende kledingzaak met een grote nuance: van onderbroek en doktersjas tot hard gesteven koksmuts, waar m’n zus en haar vriendinnen eind jaren vijftig ter afwisseling van de petticoat, slobberige blauwwit geruite bakkersbroeken kochten die ze thuis vermaakten tot supersmalle kachelpijpies, die nog eens werden geaccentueerd door zelfgebreide paarse slobbertruien. Bij ‘John Bull’ waait de allernieuwste vrijetijdskleding aan houten hangertjes weer verlokkend heen en weer. In het piepkleine, volgepropte zaakje, schaften m’n vriendin Ineke en ik, twee Kikkertjes in de dop, halverwege de jaren zestig net als veel andere Haagse leeftijdsgenoten er onze eerste Lee en Wrangler aan. Voor het Roxy theater fatsoeneren branieschoppers, hun atoomkuiven in de spiegelende vitrine’s vol glanzende zwart wit foto’s van B. Films, terwijl piepjonge suikerspinnen in wijduitstaande zomerjurkjes op torenhoge hakken giechelend om hen heen flaneren. Aan de overkant bij Thalia, stromen bezoekers vast naar binnen. Om na afloop in het naburig gelegen Patathuis een patatje mèt te halen om vervolgens voor de etalage van buurman Muzam, de allernieuwste grammofoonplaten te bekijken. Weer zie ik de spannende koopavonden voor kerstmis, waarin de straat een Charles Dickens achtige sfeer verspreidde. Het licht uit feestelijke etalages en sierlijk opgehangen guirlandes schijnt, in samenspel met het verlokkende schijnsel van de bioscoopreclame’s, sprookjesachtig op het winkelende publiek dat zich met hun aankopen door de sneeuw opgetogen huiswaarts begeeft. Op herfstachtige dagen schuifelden louche figuren met troebele blik de talrijke hofjes, poortjes en steegjes in en uit. En zag je hoe patserige bikkers in de zijstraten uit grote, pastelkleurige Amerikanen klommen en met hun dure slangenleren schoenen kleine peeskamertjes betraden waarin hevig geblondeerde of diepzwart geverfde vrouwen voor de vensters voluit zaten geëtaleerd. Zwaaiend met een meiertje of vijf, scheurden ze even later in dolle vaart over het natte plaveisel de straat weer uit. In mijn herinnering dirigeren vastberaden vrouwen hun tegenstribbelende echtgenoten en kroost het ‘Broekenhuis’ binnen en voor de etalage van de Witte Ganzen, speciaalzaak in bedden, versperren piepjonge hooggehakte moeders met hun kinderwagens iedereen de weg. Druk kwetterend buigen ze zich over elkanders kroost terwijl hun eega’s in identieke overjassen in visgraatmotief, als gedresseerde apen wachten. Voor de etalage van Tornado, een grote motor en brommerzaak discussiëren jongelui in groene parka’s uitgebreid over de glimmende, chromen onderdelen. Voor het café van Jan Nolten, waar sportgoden als Bertus de Harder kind aan huis waren, zie ik mijn vader weer eerbiedig zijn hoed afnemen voor een grote man die met èèn voet een ouwe damesfiets in beweging bracht, terwijl z’n andere been stijf langs de trapper naar beneden hing. Toen een fietsende slagersknecht in het voorbijgaan spotte: “Hè, ouwe lul, leer fietsen,” keek mijn vader alsof er heiligschennis werd gepleegd. Want dat was de renner der renners: de grote Piet Moeskops. Onder de gaper van drogisterij Blokpoel haasten opzichtig uitgedoste vrouwen zich in en uit. Terwijl in de naastgelegen zaak met huishoudelijke artikelen moeders op versleten pantoffels met een nieuwe emmer of teil de winkel uitsloffen. Terwijl vloekende fietsers, opzij geduwd door claxonnerende automobilisten, uit alle macht probeerden hun vervoermiddel uit de glimmende tramrails te houden, dromden voor de etalage van het Televisiepaleis de Haagse bevolking bijeen, om met open mond naar besneeuwde, bewegende beelden te bekijken. Bij de firma Sthalecker zie ik mijn moeder weer zoeken naar behang uit de aanbieding waar half Den Haag zijn nieuwbouw of krot mee verfraaide. Aan de overkant voor de juwelier, naast kaashandel Verwij, staarden nog onwetende verliefde stelletjes dromerig naar een band van trouw om vervuld van toekomstplannen door te slenteren naar het Meubelpaleis verderop. Terwijl de verkopers van Uncle Sam een nieuwe generatie jeugd voorziet van suède jasjes en Rolling Stones broeken, kijkt de Haagsche Toren tevreden op al die bedrijvigheid neer. Aan dat alles dacht ik, toen ik vijfenveertig jaar later de Koningstraat passeerde, om halverwege de brug halt te houden. Ontdaan van al haar aantrekkingskracht, strekte de uitgestorven straat, eens gevuld met al die details van het leven, zich doods en bloedeloos voor me uit. De Haagse aorta, klopte niet meer. Hoe kon een straat met zulke herinneringen sterven.

Lucy Naberman

Dit verhaal maakte onderdeel uit van de tentoonstelling MijnDenHaag*Winkelt 

DE BOEKHORSTSTRAAT 

Straat met een naam. Zoals zovelen voelde ook ik me in m’n jeugdjaren aangetrokken door die warm kloppende levensader die de Schilderswijk verbond met het hart van Den Haag. Als kind van nature een beetje bangig gaf de omgang met die straat me een enorme moed. Ik ging zover ik durfde. Iedere keer weer voelde ik een vreemde nerveuze spanning als ik, komend uit de Koningstraat, vanaf de brug bij de Zuidwal, de lange, wat donkere winkelstraat in keek. Want de straat vormde een mengeling van gevaar, penoze, degelijkheid, vertier, ouwe en luxueuze nieuwe dingen, en herbergde behalve prachtige gotische bouwwerken zelfs een aantal paleizen. Als ik in gedachten de straat weer betreed overstemt het geluid van autoclaxons en het getingel van lijn tien de gebruikelijke zaterdagse opwinding die bestaat uit het geroezemoes van de winkelende meute die in ganzenpas de smalle stoepen bevolkt; en het oorverdovende geluid van opgevoerde buikschuivers waarmee nozems, gehuld in glimmende zijden jacks, geborduurd met fel gekleurde draken voor snackbar Wolf, de geluidsbarrière proberen te doorbreken. Begeleid door Elvis, die uit de verchroomde jukebox liedjes kweelt die iedereen meezingt, alsof je ze in je hart altijd al kende, stappen al vroeg boven hun theewater zijnde mannen, voor de opengeschoven ramen van het café onhandig in de zwarte wagens van de Red Tax. Bij Eethuis ‘Hier is het,’ een klein, onooglijk zaakje, schuiven alleenstaanden de Hollandse prak, op tafel geplempt door een moederlijke vrouw in een wit jasschort, zwijgend naar binnen. Eenzaamheid kent velerlei vormen. Ik ga weer van raam tot raam en kijk hoe in de schoenenzaak van Blok, jonge, met schoenlepels uitgeruste winkelmeisjes, gehuld in strakke rok, koket een trapje beklimmen om uit hoog opgestapelde dozen het begerig aangewezen schoeisel aan te reiken. Hangend aan de arm van mijn moeder, verliet ook ik op mijn eerste queenies, dolgelukkig het kleine volgestouwde pand. Om dagen daarna nog te kermen over de blaren, veroorzaakt door het stugge materiaal van de goedkope schoenen. De firma Kok verschaft de massaal werkende klasse hun broodnodige bedrijfskleding. Net als: Magazijn ‘Prins Hendrik’ van de firma Jac. De Nie, een van oudsher bekende kledingzaak met een grote nuance: van onderbroek en doktersjas tot hard gesteven koksmuts, waar m’n zus en haar vriendinnen eind jaren vijftig ter afwisseling van de petticoat, slobberige blauwwit geruite bakkersbroeken kochten die ze thuis vermaakten tot supersmalle kachelpijpies, die nog eens werden geaccentueerd door zelfgebreide paarse slobbertruien. Bij ‘John Bull’ waait de allernieuwste vrijetijdskleding aan houten hangertjes weer verlokkend heen en weer. In het piepkleine, volgepropte zaakje, schaften m’n vriendin Ineke en ik, twee Kikkertjes in de dop, halverwege de jaren zestig net als veel andere Haagse leeftijdsgenoten er onze eerste Lee en Wrangler aan. Voor het Roxy theater fatsoeneren branieschoppers, hun atoomkuiven in de spiegelende vitrine’s vol glanzende zwart wit foto’s van B. Films, terwijl piepjonge suikerspinnen in wijduitstaande zomerjurkjes op torenhoge hakken giechelend om hen heen flaneren. Aan de overkant bij Thalia, stromen bezoekers vast naar binnen. Om na afloop in het naburig gelegen Patathuis een patatje mèt te halen om vervolgens voor de etalage van buurman Muzam, de allernieuwste grammofoonplaten te bekijken. Weer zie ik de spannende koopavonden voor kerstmis, waarin de straat een Charles Dickens achtige sfeer verspreidde. Het licht uit feestelijke etalages en sierlijk opgehangen guirlandes schijnt, in samenspel met het verlokkende schijnsel van de bioscoopreclame’s, sprookjesachtig op het winkelende publiek dat zich met hun aankopen door de sneeuw opgetogen huiswaarts begeeft. Op herfstachtige dagen schuifelden louche figuren met troebele blik de talrijke hofjes, poortjes en steegjes in en uit. En zag je hoe patserige bikkers in de zijstraten uit grote, pastelkleurige Amerikanen klommen en met hun dure slangenleren schoenen kleine peeskamertjes betraden waarin hevig geblondeerde of diepzwart geverfde vrouwen voor de vensters voluit zaten geëtaleerd. Zwaaiend met een meiertje of vijf, scheurden ze even later in dolle vaart over het natte plaveisel de straat weer uit. In mijn herinnering dirigeren vastberaden vrouwen hun tegenstribbelende echtgenoten en kroost het ‘Broekenhuis’ binnen en voor de etalage van de Witte Ganzen, speciaalzaak in bedden, versperren piepjonge hooggehakte moeders met hun kinderwagens iedereen de weg. Druk kwetterend buigen ze zich over elkanders kroost terwijl hun eega’s in identieke overjassen in visgraatmotief, als gedresseerde apen wachten. Voor de etalage van Tornado, een grote motor en brommerzaak discussiëren jongelui in groene parka’s uitgebreid over de glimmende, chromen onderdelen. Voor het café van Jan Nolten, waar sportgoden als Bertus de Harder kind aan huis waren, zie ik mijn vader weer eerbiedig zijn hoed afnemen voor een grote man die met èèn voet een ouwe damesfiets in beweging bracht, terwijl z’n andere been stijf langs de trapper naar beneden hing. Toen een fietsende slagersknecht in het voorbijgaan spotte: “Hè, ouwe lul, leer fietsen,” keek mijn vader alsof er heiligschennis werd gepleegd. Want dat was de renner der renners: de grote Piet Moeskops. Onder de gaper van drogisterij Blokpoel haasten opzichtig uitgedoste vrouwen zich in en uit. Terwijl in de naastgelegen zaak met huishoudelijke artikelen moeders op versleten pantoffels met een nieuwe emmer of teil de winkel uitsloffen. Terwijl vloekende fietsers, opzij geduwd door claxonnerende automobilisten, uit alle macht probeerden hun vervoermiddel uit de glimmende tramrails te houden, dromden voor de etalage van het Televisiepaleis de Haagse bevolking bijeen, om met open mond naar besneeuwde, bewegende beelden te bekijken. Bij de firma Sthalecker zie ik mijn moeder weer zoeken naar behang uit de aanbieding waar half Den Haag zijn nieuwbouw of krot mee verfraaide. Aan de overkant voor de juwelier, naast kaashandel Verwij, staarden nog onwetende verliefde stelletjes dromerig naar een band van trouw om vervuld van toekomstplannen door te slenteren naar het Meubelpaleis verderop. Terwijl de verkopers van Uncle Sam een nieuwe generatie jeugd voorziet van suède jasjes en Rolling Stones broeken, kijkt de Haagsche Toren tevreden op al die bedrijvigheid neer. Aan dat alles dacht ik, toen ik vijfenveertig jaar later de Koningstraat passeerde, om halverwege de brug halt te houden. Ontdaan van al haar aantrekkingskracht, strekte de uitgestorven straat, eens gevuld met al die details van het leven, zich doods en bloedeloos voor me uit. De Haagse aorta, klopte niet meer. Hoe kon een straat met zulke herinneringen sterven.

Lucy Naberman

Dit verhaal maakte onderdeel uit van de tentoonstelling MijnDenHaag*Winkelt 

24 comments

Kees de Ridder
Best Lucy

Mijn compliment voor je verhaaltrant. Toch mis ik iets, want in mijn herinnering, mede gevormd door mijn interesse, waren m.n. die winkels die mijn boeiden de muziekhandels van Gerritsen en John Kadee. Ik vergaapte me altijd voor hun etalages aan de accordeons met die glimmende toetsen. Ze waren onbereikbaar voor mij als kind, maar de accordeonnist, die s-zaterdags altijd t.h.v. Thalia stond te spelen maakte e.e.a. goed en het mondharmonicaatje dat mijn vader wel kon betalen, was een aardig zoethoudertje.
Kees de Ridder, (Email ) - 09-08-’10 12:29
siem de wit
ze noemde mij de koning van de boekhorststraat ik kan het allemaal nog zo uit tekenen oo muzam de platen winkel
siem de wit, (Email ) - 16-10-’10 19:28
lucy
Beste Kees de Ridder en Siem de Wit,
Onder het lezen van uw reactie bedacht ik hoe leuk het zou zijn als u beiden wat meer van uw herinneringen aan die eens zo spannende straat op papier zou zetten.
Tenslotte allemaal onderdeel van de Haagse historie.En het historisch museum vraagt Hagenezen om hun verhalen.
Persoonlijk zou ik het heel erg leuk vinden meer over uw bevindingen te lezen. Ik weet zeker andere Hagenezen ook.
Tenslotte is mijn bijdrage maar een heel kleine impressie van de geschiedenis van de Boekhorststraat.
Vriendelijke groet,
Lucy
lucy, (Email ) - 01-12-’10 22:26
Kees de Ridder
Boekhorststraat:


De Boekhorststraat aan de rand van de Schilderswijk gelegen was voor ons vanuit de Transvaalwijk meer een verbindingsstraat naar het centrum, hetgeen Hagenaars stad noemen. Qua ligging zou je het ook de rand van de stad kunnen noemen. De 3 bioscopen en de diverse café’s zijn daar niet vreemd aan.
Vele bewoners uit de Transvaalwijk waren in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw vaak ook oud-Schilderswijkers en ex-binnenstadbewoners ( denk aan de Joden van de Haagse Markt).
Zo ben ik zelf b.v. geboren in de van der Duynstraat en mijn beide ouders zijn resp. op de Hoefkade en in de Koninginnestraat geboren, maar zijn beiden opgegroeid in de Rijswijksestraat en vestigden zich in 1938 in de Wolmaransstraat en later op de Marktweg.
Als kind kwamen wij zo’n één à twee keer per maand door deze straat wandelen. Voornamelijk om kleding, schoenen en sinterklaas-inkopen te gaan doen in de stad. We waren b.v. vast klant bij de schoenenzaak van v.d. Valk aan de Hooftskade. Als we daar niet slaagden togen we naar de Boekhorststraat, Vlamingstraat of Spuistraat. Toch blijven er allerlei gebeurtenissen door mijn hoofd tollen. De oudste is van mijn vader, die ons als kind wijs maakte dat hij zijn kale hoofd te danken had aan de zeven gaten, die hij in zijn hoofd heeft gehad. Eén ervan kreeg hij in de Boekhorststraat, terwijl hij zich tussen een groep mensen bevond, die getuige was van een grote vechtpartij. De groep trok zich terug in een poort tegenover het Oog in het Zeilstraatje. Hij kreeg daar als een heel klein ventje een grote steen op z´n hoofd.
In de verkeringstijd van mijn ouders, laten we zeggen omstreeks 1935 was het o.a. in deze straat opmerkelijk op zaterdagavonden veel Scheveningse jongelui tegen te komen en op zondagavonden veel Joodse jongenlui. Waarschijnlijk woonachtig in de z.g. ”Buurt”, gelegen tussen het Spui en de Wagenstraat. Scheveningers vochten regelmatig en de Joden trapten dikwijls op de achterkant van je schoenen ( anders gezegd: contreforts) om reacties uit te lokken. Als de handjes te los zaten en de situatie uit de hand liep, dan verscheen regelmatig agent “kleine Henkie” ten tonele. Daar waren ze in de binnenstad allemaal bang voor. Het beperkte zich niet alleen tot de Boekhorststraat, want ook in de Wagenstraat was het vaak bal.
Eens verplaatste een rel zich zelfs naar de Lage Nieuwstraat, waar volgens overlevering de dakpannen vanaf het dak naar optredende politie werden gegooid. Een oudere collega vertelde mij eens hetzelfde verhaal over die opmerkelijke kleine Henkie, dus moet het volgens mij ook werkelijk gebeurd zijn.
Er zijn ook verhalen, die destijds de krant haalden, over een zekere Dolle Dries en dat is dan niet die oude schaatsenrijder uit Gelderland. Nee, dit was de enige echte z.g. Dolle Dries, die vooral berucht was om inbraken in de Boekhorststraat en dan m.n. inbraken bij juweliers. Het bijzondere van deze man was dat hij niet alleen stal voor eigen gewin, maar bekend werd om zijn bijzonder sociaal gevoel, hetgeen bleek uit het toestoppen van hulp aan arme drommels. Niets was hem te DOL in dat opzicht.

Ik vind de verhalen van Lucy Naberman prachtig en zelfs poëtisch, hetgeen mij nooit zal lukken. Zij kent als oud-Schilderswijker veel meer details en is één van de weinigen in onze stad, die over de gewone volksbuurten zo kan schrijven.
Willen we praten over nog aanwezige kennis over Oud-Den Haag en in het bijzonder de Boekhorststraat, dan denk ik wel eens aan bejaardencentra zoals De Schildershoek of tehuizen in Moerwijk en Morgenstond waar nog vele ouderen uit de oude volkswijken moeten wonen, die b.v. over de Nieuwe Havenbuurt, Westeinde e.o., het Fort, de Ostadewoningen en de Delpratwoningen kunnen vertellen. De lezer krijgt dan in Den Haag werkelijk haagse verhalen te zien. Anders dan van professor Willem Willems, wiens verhalen altijd draaien om het plaatsje Balk ( zijn moeder!), Indië ( zijn vriendin Annemiek Cottaar!) en langharige studenten ( Willems jeugd!).
Ik zeg wel eens dat Couperus dit nooit heeft gedaan, die kende alleen maar de Haagse Stationsweg, omdat hij daar op de trein kon stappen voor zijn vele buitenlandse reizen.

Voor mezelf is de oudste herinnering de enorme inham naast het theater Roxy, waar enige jaren na de oorlog het Hollywoodtheater werd heropend. Vlak na 1945 waren alle ramen rondom dichtgespijkerd en het stonk er naar pis. Op die plek heb ik toen de eerste houtduiven in de stad te zien terugkeren. In die tijd toen je nog alleen mussen en meeuwen in de stad zag en een reiger helemaal onbekend was, was dit verschijnsel heel opmerkelijk. De huidige vogelplaag is duidelijk alleen te keren, door deze beesten geen voedsel te geven. (dit is het bewijs).
De muziekhandel Gerritsen waar ik ooit mijn eerste accordeon, een Scandalli voor F.650.= heb gekocht,deed me herinneren aan Gerritsens enige zoon. Die zoon pleegde omstreeks 1960 zelfmoord op 18-jarige leeftijd, door zich met zijn vaders pistool door het hoofd te schieten.
Ik hoorde dit verhaal tijdens een uitvoering van het accordeonorkest De Residentie. Wat een tragedie van het enige kind van vader Gerritsen, die aanwezig was in de Kurhauszaal. Die zoon deed dit uit liefdesverdriet voor een meisje dat evenals ik in dat orkest speelde. Overigens had zijn vader zoals meerdere winkeliers vergunning voor dit wapen.
Er moeten vroeger meerdere winkels van Joodse eigenaren zijn geweest,maar gezien mijn leeftijd kan ik mij er maar één herinneren en dat was de zaak van Schön of Schönberg, gelegen aan de even zijde van de straat. Deze winkeliers liepen soms met een kostuum aan de kleerhanger passanten achterna om het aan te prijzen.
Ik wil dit verhaal besluiten met een mop van de bekende conferancier Harrie Touw ( uit de Paulus Potterstraat), die luidt als volgt: er rijdt een lorrenboer op zijn bakfiets door de Boekhorststraat richting Prinsegracht. Achter hem komt tramlijn 10 aan. De bestuurder draait zijn zijraampje open en roept tegen de lorrenboer omdat hij zo langzaam rijdt; hé joh, kan jij niet eens van die rails opdonderen? Tuurlijk lelijkerd, kan ik dat, maar jij kan dat lekker niet!!!


Kees de Ridder, 12 december 2010
Kees de Ridder, (Email ) - 13-12-’10 09:25
Lucy
Beste Kees de Ridder,

Heb genoten van je mooie stuk. Wat een schat aan informatie geef je hier door. Hoop nog veel meer van je te lezen, ook van andere oudere Hagenaars.
Zodat we een steeds completer beeld krijgen van onze 'stad'.

Hartelijke groet,
Lucy
Lucy, (Email ) - 18-12-’10 15:33
f.groos
Hallo Siem ken je me nog?Freek Groos zoon van ouwe Geer.gr Freek.
f.groos, (Email ) - 31-12-’10 09:09
Mathieu Vollebregt
Heeft er iemand nog oude herinneringen aan cafe Limburg uit de boekhorststraat dat was in de jaren 70 van mijn vader Bertus Vollebregt. Gr Mathieu
Mathieu Vollebregt, (Email ) - 26-08-’12 07:26
Helen Hulspas
Ik vind bovenstaande reacties geweldig. Heeft er iemand nog oude herinneringen aan automatiek Snecky van Herman Hulspas, mijn vader? Vanaf 1965 heeft hij deze snackbar op nr. 155 gerund waarna hij doorging met Coffeeshop de Gortmolen een stukje meer richting de Zuidwal.
Cafe Limburg, Meevers Scholtes en Jan Doorschot de sigarenboer kan ik mij ook nog goed herinneren.
Helen Hulspas, - 28-08-’14 16:18
Berends
Muzam was met name in de begin jaren 60 DE platenzaak van Den Haag.
Toen Carnabystreet in London bekend werd ,kwamen in de Boekhorststraat de eerste boetieks:Napoleon en St.Tropez en nog eentje.
Vanaf 1970 ging het snel bergafwaarts. Afbraakpanden in de Koningstraat waar ik nog wel kwam om in een obscuur platenwinkeltje LP,s te kopen.
Berends, - 21-10-’14 16:50
Richard Groos
Cafetaria Snecky kan ik mij nog goed herinneren. In de schoolpauze patat uit een volautomatische machine. Later overgegaan naar Mohammed.
Richard Groos, - 25-05-’15 20:03
Joop Arkenbout
Dat "obscure" platenwinkeltje was Manus van Alles van Karel Askamp:
Joop Arkenbout, - 24-02-’16 19:13
joop hermans
Cafe limburg was toch van Van Giesbergen?
joop hermans, - 18-05-’16 09:50
gerrie
hallo
ik kwam toevallig op deze site terecht en ik heb een vraagje.
was cafe Limburg op de hoek van de herderinnestraat??
gerrie, - 08-09-’16 17:27
Cornelis A. Koster
Heel leuk, om over m'n oude straat te lezen! Ik werd er ooit geboren! Maar, herinnert iemand zich nog de relletjes omstreeks de jaarwisselingen, met kerstboom vuurtjes op de straathoeken, en politie in jeepjes om de orde te herstellen?
Cornelis A. Koster , - 19-04-’17 13:45
Dave Philipsen
Tegenwoordig is de Boekhorststraat weer zo leuk !!
Dave Philipsen, - 29-09-’17 19:31
Rene
Wie weet nog te verhalen over schoenwinkel Sipkes/sipkens in Den Haag op de Groenmarkt! Mijn man zoekt zijn roots
Rene, - 06-08-’20 17:07
Marja van der Valk-van Elk
Mijn man is een VAN DER VALK van de schoenenzaken in Den Haag. Zijn overgrootvader kwam in 1880 uit Zierikzee als schoenmaker in de BOEKHORSTSTRAAT wonen en verhuisde later, toen hij ook schoenen ging verkopen, naar de HOOFTSKADE. Als iemand nog informatie heeft over de schoenenzaken van Van der Valk (Hooftskade, Fahrenheitstraat, Appelstraat, Nunspeetlaan, Lorentzplein enz) zou dat geweldig zijn. Een foto van genoemde straten in de jaren '50 ook. Zijn vader en 2 broers beheerden de zaken, 'mijn' Roelof kreeg een gedegen schoenenopleiding, o.a. in Duitsland, maar helaas zag hij zijn toekomst anders en emigreerde in 1962 naar Zuid-Afrika. Daar heeft hij mij leren kennen, we zijn nu 56 jaar getrouwd.
Ik ben een digitaal album over zijn jeugd aan het maken, maar binnen de familie is weinig materiaal meer aanwezig.
Marja van der Valk-van Elk, - 05-02-’21 16:46
Kirsten
Beste Lucy,

Bij toeval kwamen wij dit artikel tegen en zagen tot onze verbazing dat onze oma en overgrootoma op deze foto staan. Het beeld was bij ons niet bekend en we zouden het dan ook heel erg fijn vinden om deze foto in het origineel of kopie te ontvangen. We horen graag van u.
Kirsten, - 19-06-’21 14:02
Ruud
Hallo,
Weet iemand nog waar drogisterij "Blokpoel" in de Boekhorststraat heeft gezeten (met die "Gaper" boven de deur).
En is dat originele pand er nog?
Ik kocht er chemicalien, voor mijn kleine laboratoriumpje.
Ben zelf later scheikunde gaan studeren.
Leuk om hier allemaal over te lezen.
Ruud, - 18-08-’21 20:19
Ferry Alkemade
De drogist (parfumerie) zat naast Aalsmeers Bloemenhuis in de Boekhorststraat 3
Ferry Alkemade, - 22-02-’22 10:52
Jelle Sanders
Het café t.o. De drogist Blokpoel was Jan Nolten.
Ik heb in de 60er jaren bij Teepe Boekhorststraat gewerkt , en ook bij Krol schoenen o.a. In de Koningstraat gewerkt.
Jelle Sanders, - 31-10-’22 10:37
Willem
@Ruud, - 18-08-’21 20:19
Dag Ruud, bij drogist Blokpoel kwamen mijn HBS-vriend Joop en ik in de periode 1962-1964 vaak, idd om chemicaliën te kopen waar ik, tot grote bezorgdheid van mijn moeder, in het badkamertje mee experimenteerde. Het ging ntrlk vooral om H2S (uit aluminium- en zwavelpoeder) en andere meer spectaculaire dingen (metallisch natrium en kalium om te laten exploderen in water, elementair fosfor om te fikken, van die dingen. Ik hoopte er indruk op meisjes mee te kunnen maken - wat nooit is gelukt: they couldn't care less. Standaardwoorden van de oude heer Blokpoel - die trok met één been, wellicht was hij zelf ooit onvoorzichtig geweest met kalium of fosfor, of de sterke zuren die hij verkocht - standaardwoorden dus, waren: 'Onsje geven?', wanneer hij weer triomfantelijk met een pot vol gevaarlijks van 'achter' terugkwam. Ben benieuwd naar jouw herinneringen. Of het pand er nog staat is op Google Maps te zien. Antwoord: ja, maar er zit geen drogist meer in en de gaper is weg. Er lijken wel littekens op de muur te zitten. Mogelijk heeft daar vroeger die gaper gehangen - is dan ntrlk al lang en breed verkocht op Marktplaats. (Overigens is Joop later in Delft chemisch procesingenieur geworden en ik, in Leiden, biochemicus, waarna ik me heb gespecialiseerd tot klinisch chemicus.)
Willem, - 03-03-’23 14:25
Rene b
Café limburg was inderdaad van giesbergen, maar was later van Bertus vollebregt. Ik kwam in 1972 boven kok bedrijfskleding te wonen dat werd later een kapperszaak van Gérard.
Rene b, - 18-02-’24 14:51
Max Kreeft
Mochten er mensen zijn die in de Boekhorststraat hebben gewoond tussen 1940-1960 die zouden graag in contact komen met mijn vader Herman Kreeft, jullie mogen hem bellen op 0164-684911. Hij zou dat enorm waarderen.
Max Kreeft, - 18-12-’24 00:13
(optional field)

Comment moderation is enabled on this site. This means that your comment will not be visible until it has been approved by an editor.